Vraag van mevrouw Christiane Vienne
Vraag :
De Europese Commissie wil de steun die ze toekent in het kader van het voedselhulpprogramma voor de armste Europese burgers met 400 miljoen euro inkrimpen. Die beslissing is onbegrijpelijk als men bedenkt dat de EU 2020-strategie onder meer beoogt armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. Volgens meerdere hulporganisaties kan die beslissing ertoe leiden dat twee miljoen Europeanen onontbeerlijke voedselhulp wordt ontzegd. De voorbije jaren beschikte het European food aid Programme for the most deprived persons in the EU (PEAD) nog over een jaarlijks budget van 500 miljoen euro.
De regelgeving bepaalt dat de voedingsmiddelen die onder dat stelsel vallen, afkomstig moeten zijn uit de openbare interventievoorraden van de Unie. Die voorraden werden echter afgeschaft in het kader van de GLB-hervorming. Door een juridisch
probleem zullen de meest armlastige Europeanen vanaf volgend jaar dus levensnoodzakelijke hulpbronnen moeten ontberen.
Waarom heeft de Europese Commissie die unilaterale beslissing genomen, in plaats van een alternatief te zoeken dat kan voorkomen dat die voedselhulp, die voor veel Europese burgers van levensbelang is, op de helling komt te staan? Wordt er naar een uitweg uit dat juridische kluwen gezocht? Wordt er getracht het PEAD te versterken en de goede werking ervan te verzekeren?
Antwoord :
Volgens de regelgeving berust het PEAD op het gebruik van landbouwproducten uit de beschikbare interventievoorraden. Er mag ook voedsel op de markt worden aangekocht wanneer een product tijdelijk niet beschikbaar is.
In het arrest van 13 juni onderstreept het Hof van Justitie van de Europese Unie dat de aankopen op de markt een uitzondering op de regel vormen en dat de Commissie de omvang van het voedselhulpprogramma moet afstemmen op de bestaande of geraamde interventievoorraden. De Commissie heeft bij de goedkeuring van het distributieplan voor 2012 rekening gehouden met dat arrest en is uitgegaan van de huidige hoeveelheden in de interventievoorraden (granen en melkpoeder). Het budget van 113 miljoen euro voor het voedselhulpprogramma stemt overeen met de waarde van die voorraden en valt bijgevolg 75 procent lager uit dan het budget van 500 miljoen voor 2010 en 2011.
Om de continuïteit van de programma’s te verzekeren, heeft de Commissie een voorstel van verordening ingediend dat strookt met de argumenten van het Hof. In dat voorstel zijn aankopen op de markt als permanente bevoorradingsbron mogelijk wanneer er te weinig interventievoorraden zijn, wordt de jaarlijkse maximumbijdrage van de EU beperkt tot 500 miljoen euro en dragen de lidstaten bij door middel van cofinanciering.
België steunt dat voorstel, maar verscheidene lidstaten vinden dat er geen link meer is tussen het voedselhulpprogramma en het gemeenschappelijk landbouwbeleid nu de interventievoorraden sterk geslonken zijn, en dat voedselhulp bijgevolg onder het nationale sociale beleid valt. Tal van lidstaten zijn voorts gekant tegen de cofinanciering. Die impasse staat een akkoord in de weg. Polen zou het dossier tijdens zijn EU-voorzitterschap opnieuw ter tafel kunnen brengen, want het gevaar bestaat dat er in 2013 geen voedselproducten zullen zijn om
te verdelen.
In haar mededeling met betrekking tot het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 stelde de Commissie voor dat dit programma zou worden gefinancierd via rubriek 1 ‘Slimme en inclusieve groei’. Dit programma zou geen deel meer uitmaken van het GLB, maar van de doelstelling inzake armoedebestrijding in het kader van de Europa 2020-strategie.
[:]