Vrijdag nemen de Europese Staatshoofden en Regeringsleiders deel aan een buitengewone Europese Top die werd samengeroepen om te spreken over de dramatische gebeurtenissen in Libië en om het Europees beleid ten aanzien van de Arabische wereld verder te bepalen
De gebeurtenissen in een aantal Arabische landen – de meest uitzonderlijke sinds hun onafhankelijkheid – zetten er ons inderdaad toe aan om ons verder te buigen over onze relatie met een gebied dat tenslotte niet alleen dichtbij maar daarnaast ook van vitaal belang is.
De huidige context herinnert af en toe aan de moeizame betrekkingen van het Westen met de toenmalige Sovjet-Unie, toen Europese leiders van goede wil zich vaak moesten beperken tot compromisposities met regimes waar meer dan iets op aan te merken viel. Dat alles in de hoop dat enige vooruitgang, hoe kwetsbaar ook, zou bijdragen tot de weg naar democratisering, economische integratie en politieke openheid.
Zowel de Jasmijnrevolutie als de Nijlrevolutie hebben getoond hoe universeel het verlangen naar vrijheid en naar respect voor mensenrechten is. Met de hulp van moderne communicatie zou de democratische tsunami naar het voorbeeld van de vredevolle acties van de Tunesiërs, die de presidenten Ben Ali en Hosni Moebarak van hun troon stootten en het einde van het tijdperk Khadafi inluidden, zich wel eens kunnen uitbreiden naar andere autoritaire regimes.
Het is vandaag bijzonder moeilijk het verdere verloop van de omwentelingen te voorspellen. Iedereen werd in snelheid genomen. Sommige analisten hebben deze revoluties ten onrechte bekeken door de lens van de Iraanse revolutie van 1979 die geleid heeft tot een meedogenloos islamistisch regime. Anderen twijfelen aan zulk een vooraf afgetekend scenario. Wat de verschillende omwentelingen van vandaag evenwel kenmerkt is dat ze niet worden gedragen door religieuze extremisten maar door burgers, door jongeren, door arbeidersbewegingen en vakbonden, door vrouwenorganisaties en andere verenigingen uit het maatschappelijk middenveld. Ook de radicale islamitische beweging werd dus in snelheid genomen en heeft geen vooraanstaande rol kunnen spelen. De Arabische lente is dus niet islamistisch.
Zonder precies te weten waarheen deze revoluties ons zullen leiden, zonder onze wil op te leggen aan bevolkingen die hun lot in eigen handen willen nemen, één ding staat als een paal boven water : de historische omwentelingen in de Arabische wereld zijn voor ons een niet te missen kans.
Gezien het belang van democratische waarden en van mensenrechten voor de Europese Unie en haar lidstaten , waaronder natuurlijk België, moeten we deze democratische bewegingen ondersteunen en helpen. Ook al zijn we ons bewust van de specificiteit van elk land, toch hopen we dat Tunesië zich zal ontpoppen als een voorbeeld van een geslaagde democratische transitie.
De eerste uitdaging is – zoals bij elke beweging van die omvang – zonder twijfel de humanitaire en politieke nood die het gevolg zijn van de Arabische omwentelingen.
Op humanitair vlak hebben de volksbewegingen grote vluchtelingenstromen teweeggebracht in verschillende landen van de regio, vooral in Tunesië en Egypte. Een humanitaire urgentie die om onze steun vraagt : op ons initiatief heeft België daarom beslist het Internationaal Rode Kruiscomité (ICRC) te ondersteunen bij zijn noodoperaties in Tunesië en Libië. Met een Airbus van Landsverdediging neemt ons land eveneens deel aan de luchtbrug die werd ingesteld door het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR) en de Internationale Organisatie voor de Migratie (IOM). We blijven de situatie van nabij opvolgen en doen er alles aan om een humanitaire crisis te vermijden.
Op het politieke vlak heeft België binnen de Europese Unie in Brussel, in de schoot van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in Genève en in de Algemene Vergadering van de VN in New York bijgedragen tot een éénsluidende en duidelijke boodschap vanwege de internationale gemeenschap aan het regime van kolonel Khadafi over diens verpletterende verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn bevolking.
Naast de schorsing van het regime van kolonel Kadhafi in Genève, de sancties en het embargo op het verkoop van wapens, ook vanuit de Europese Unie, steunt België eveneens de beslissing om de situatie in Libië naar het Internationaal Strafhof te brengen en blijft ons land openstaan voor elke mogelijke bijkomende sanctie die nodig zou blijken te zijn.
Bovendien wil de Belgische Regering, hierin gesteund ons Parlement, samen met haar Europese partners ook in de toekomst solidair blijven met de vele mannen en vrouwen die de loop van hun geschiedenis hebben veranderd door zich in te zetten voor democratie in de Arabische wereld. Voor ons land is deze steun gekoppeld aan eerbied voor de soevereiniteit van volkeren en de principes van doeltreffende hulp. We begeleiden en ondersteunen endogene democratische bewegingen. Ook al wordt democratie gekenmerkt door een aantal algemene universele principes, een vergelijking met onze Europese partners leert ons dat democratie in elke land op een eigen specifieke manier wordt georganiseerd, naargelang geschiedenis en context. Het is dus niet de bedoeling modellen in te voeren of de Arabische volkeren het abc van de democratie bij te brengen. Wat wij willen doen is een lang en ingewikkeld proces begeleiden, waarbij het niet zal volstaan om vrije en transparante verkiezingen te organiseren. De contacten die de Europese diplomatieën in deze regio nu reeds onderhouden met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld moeten zonder enig paternalisme nog worden opgevoerd en de bestaande instrumenten waarmee de Europese Unie de ontwikkelingen in de Arabische landen op een gedifferentieerde manier benadert, moeten beter worden ingezet.
Op het vlak van ontwikkelingssamenwerking geeft België er de voorkeur aan om de reeds aanwezige structuren te steunen, om de coördinatie vooral niet te bemoeilijken of de efficiëntie te verminderen door nieuwe actoren of partners aan te brengen. Onze ontwikkelingssamenwerking werkt trouwens nauw samen met drie landen in de Arabische wereld namelijk Algerije, Marokko en de Palestijnse gebieden. Deze landen bevinden zich uiteraard op een verschillend niveau op het vlak van mensenrechten en democratie . Het begeleiden van democratisering is een structureel langetermijnproces dat niet alleen in crisissituaties onze steun verdient. Naast structurele ondersteuningsprogramma’s ter versterking van de rechtsstaat of van de democratische werking van instellingen zoals het parlement, zal onze samenwerking het lokale middenveld , de basis voor elk democratiseringsproces , helpen versterken. Over de steun aan de democratische overgang binnen de parlementen, heeft België gepleit voor een sterkere betrokkenheid van het Europees Parlement en van de parlementen van de 27 lidstaten.
Tot slot : de steun aan de burgermaatschappij voor het verdedigen en het naleven van de mensenrechten, de vrijheid van meningsuiting en van vereniging en van de persvrijheid zijn de basisingrediënten voor democratie. Dit blijft behoren tot de prioriteiten van ons buitenlands beleid en van onze ontwikkelingssamenwerking. Wij zijn vastbesloten om hier samen aan te werken.
De Belgische coöperatie wil in de sleuteldomeinen van goed bestuur, met name participatie, rechtsstaat, transparantie, en accountability , regionaal inzetten op samenwerking met die instellingen die in de Arabische wereld beter bestuur mogelijk zullen maken zoals het parlement, het rechtssysteem en de middenveldorganisaties .
Europa en België moeten goed vatten wat het voor de bevolking van de Arabische wereld betekent te streven naar vrijheid en democratie. Het verdwijnen van dictatuur staat niet automatisch gelijk met de geboorte van democratie. De weg naar democratie is lang. Het zou goed zijn dat Europa en haar lidstaten het verankeren van de democratie zouden begeleiden. De verwachtingen zijn hooggespannen. Ze verdienen een duurzaam antwoord.
Steven Vanackere,
Vicepremier en Minister van Buitenlandse Zaken
Olivier Chastel, Minister van
Ontwikkelingssamenwerking, belast met Europese Zaken