Parlementaire vraag gesteld door Mevrouw Rita De Bont
Vraag
Het Rekenhof maakte een aantal beschouwingen bij het Eerste Federaal Plan Armoedebestrijding (2008). Deze werden gepubliceerd in mei 2012. Het gaat hier dus niet om het Plan zelf, maar over de beschouwingen van het Rekenhof daarbij.
Het Rekenhof dringt er op aan dat er werk wordt gemaakt van de effectieve implementatie van het Plan in de diverse diensten en dat deze gestuurd wordt door de ministers en hun administraties.
Op tal van terreinen had het Rekenhof een aantal bemerkingen:
– Kwaliteit: de administraties die de maatregelen van het Plan moeten uitvoeren, werden niet betrokken bij de ontwikkeling ervan en er gingen geen onderzoeken aan vooraf en er waren geen streefcijfers of budgettaire ramingen.
– Uitvoering: er bestaat nog geen kader, zoals systematisch overleg tussen de ministers en de administraties en een echte programmering van de uitvoering ontbreekt nog.
– Opvolging: voldoet niet, want alles ligt sinds 2009 stil en de uitbouw van het opvolgingsnetwerk gebeurt moeizaam, de maatregelen van het Plan worden niet opgevolgd in het kader van de relaties tussen de ministers en hun administraties en er is onvoldoende opvolging binnen de administraties zelf.
– Evaluatie: het Plan bevat geen enkele evaluatie en geen enkele minister heeft ernaar gevraagd en de initiatieven die enkele administraties hebben genomen, zijn eerder een opvolging dan een evaluatie.
1. Hoe implementeert u het Eerste Federaal Plan Armoedebestrijding en de aanbevelingen van het Rekenhof in uw beleid en op welke specifieke vlakken wordt concreet uitvoering gegeven aan de aanbevelingen?
2. Binnen welk tijdskader hoopt u met uw administratie op kruissnelheid te zitten?
3. Welke budgettaire doelstellingen stelt u hierbij voorop?
Antwoord
1 tot 3. Zoals het Rekenhof in zijn verslag (blz. 38) opmerkt, is de FOD Budget en Beheerscontrole niet belast met of rechtstreeks betrokken bij de implementatie van het plan. Daarom werd de FOD niet rechtstreeks betrokken bij de vragenlijst van het Rekenhof.
Dit gezegd zijnde, heb ik in mijn brief van 22 maart 2012 tot antwoord aan het Rekenhof benadrukt dat ik bijzondere aandacht zal besteden aan de maatregelen waarvoor ik rechtstreeks verantwoordelijk ben, namelijk de administratieve vereenvoudiging en de opvolging van de begrotingsaspecten. Ik meen inderdaad dat het onontbeerlijk is erop toe te zien dat de voorgestelde of verwezenlijkte maatregelen opgevolgd worden, dat hun impact geëvalueerd kan worden en dat hun doelmatigheid gewaarborgd wordt.
Wij zullen niettemin rekening moeten houden met het strakke begrotingsbeleid waarmee onze regering geconfronteerd wordt en dat de terbeschikkingstelling van middelen of zelfs de herverdeling van de beschikbare middelen in de weg staat.