Schriftelijke vraag van M. Ingeborg DE MEULEMEESTER
Vraag :
Om opnieuw een evenwicht te creëren tussen het noorden en het zuiden is economische groei en handel een belangrijke voorwaarde. Vanuit dit idee is het noodzakelijk om het bedrijfsleven voldoende kansen te bieden in de Belgische ontwikkelingssamenwerking.
Het CFP (Corporate Funding Programme) is hier een voorbeeld van. Dit is een netwerk met aan de ene kant bedrijven die geïnteresseerd zijn in duurzame ontwikkeling en anderzijds de niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) die hun expertise aanbieden. Het doel is om op lange termijn te komen tot een betere samenwerking tussen privébedrijven en ngo’s om duurzaam ontwikkelen mogelijk te maken in de derde wereld.
1. a) Biedt de Belgische overheid ondersteuning aan het CFP of aan soortgelijke organisaties?
b) Zo ja, in welke vorm?
2. Op welke manier tracht de Belgische regering ondernemingen te stimuleren om te investeren in duurzame ontwikkeling?
3. a) Hoe beoordeelt u op dit moment de samenwerking tussen privébedrijven en ngo’s?
b) Is er volgens u nog verbetering mogelijk en zo ja, hoe?
Antwoord :
Ik kan het geachte lid, in antwoord op haar vraag, volgende elementen meedelen.
1. a) De Belgische overheid biedt geen rechtstreekse ondersteuning aan het Corporate Funding Programme (CFP) of aan soortgelijke initiatieven.
b) /
2. Het Belgisch beleid ter ondersteuning van de private sector in ontwikkelingslanden richt zich op de lokale privésector. België werkt hierbij volgens het principe van de ongebondenheid, zoals overeengekomen in het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO.
Dit beleid richt zich op een aantal zaken:
– Het creëren van een zgn. “enabling environment” waarbinnen de lokale privésector zich kan ontwikkelen. Het gaat hierbij over het verzekeren van zaken zoals politieke stabiliteit en veiligheid, juridische zekerheid, goed bestuur, een degelijk macro-economisch, fiscaal en handelsbeleid, enz.
– Het wegwerken van knelpunten op het vlak van financiering, opleiding en expertise bij lokale ondernemingen. Dit gebeurt via de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (BIO) en via de ondersteuning van een aantal initiatieven op het vlak van de versterking van de capaciteiten en de financiering van lokale ondernemingen.
– Aandacht voor de thematiek rond maatschappelijk verantwoord ondernemen via initiatieven op het vlak van eerlijke en duurzame handel. Vanuit de FOD Buitenlandse Zaken worden ook het Global Compact van de Verenigde Naties en Kauri opgevolgd.
3. De samenwerking tussen NGO’s en privébedrijven kwam eerder dit jaar aan bod tijdens de Staten-Generaal. De NGO-sector opteert voor een open dialoog met de privésector en zegt met bedrijven te willen samenwerken die inzetten op duurzame ontwikkeling en die de ethische, sociale en ecologische normen respecteren.
In de praktijk nemen de NGO’s in hun samenwerking met privébedrijven vooral de rol op van ‘facilitator’ tussen de lokale producenten (bvb. boeren) en privébedrijven in het Noorden (Belgische bedrijven) of in het Zuiden (lokale privébedrijven), waarbij aan de lokale producenten wordt gevraagd om een kwaliteitsvolle productie te leveren en aan de privébedrijven wordt gevraagd om de productie aan een juiste prijs te kopen. De NGO’s zorgen er voor dat contacten worden gelegd tussen de lokale producenten en de privébedrijven, helpen hen in het opstellen van contracten met de privébedrijven en ondersteunen hen (bij de vermarkting, kwaliteitscontrole productie, enz).