Vraag om uitleg van mevrouw Elke Sleurs
Vraag
Uit een recent rapport van de expertiseorganisatie Sensoa blijkt dat reproductieve gezondheid niet langer een prioriteit is in de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Terwijl de cijfers aantonen dat steeds meer belang wordt gehecht aan gezondheidszorg in de ontwikkelingssector, daalt het aandeel reproductieve gezondheid in absolute cijfers. Op drie jaar tijd daalden de middelen van 4,32% naar 2,37% van de ODA.
Nochtans heeft de Belgische Ontwikkelingssamenwerking enkele jaren geleden een uitgebreide beleidsnota over de seksuele en reproductieve gezondheid en rechten uitgewerkt. Hiermee liet de FOD van de minister uitschijnen dat het thema prioriteit genoot.
Eens te meer blijkt echter dat er een groeiende kloof is tussen de acties op het terrein en de intenties van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Is dat een trend? Enkele maanden geleden interpelleerde ik de minister na de bevriezing van de Belgische middelen voor het UN-aidsfonds. Dat is inmiddels rechtgezet.
Toch rijst de vraag in welke mate de Belgische Ontwikkelingssamenwerking trouw blijft aan de Milleniumdoelstellingen. Immers, vier van de acht doelstellingen zijn rechtstreeks gelinkt aan reproductieve gezondheid, namelijk ‘Gelijke rechten voor mannen en vrouwen’, ‘Minder kindersterfte’, ‘Minder moedersterfte’ en ‘bestrijding van hiv/aids en andere ziektes’.
Waarom daalt de steun aan ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten? Is dat een Europese trend?
Waarom vertaalt de beleidsnota van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten zich niet in een gelijk of stijgend budget voor de projecten?
Wat gaat de minister of zijn opvolger ondernemen?
Antwoord
Eerst en vooral moeten de cijfers van de ODA voorzichtig worden geïnterpreteerd. De analyse van Sensoa steunt op een kwantitatief onderzoek van de federale uitgaven zoals die in de OESO-databank zijn opgenomen. Die databank toont echter alleen de uitgaven volgens de door de OESO/DAC overeengekomen categorieën. In die globale categorieën zijn niet alle specifieke uitgaven ten gunste van reproductieve gezondheid terug te vinden, zoals de Sensoa-analyse zelf aangeeft.
Ik betwist dan ook dat de steun aan ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten is teruggeschroefd. België past de Verklaring van Parijs en de Accra Agenda for Action over hulpdoeltreffendheid toe en het kent prioriteit toe aan de versterking van gezondheidssystemen. Meer en meer van onze bilaterale steun in de gezondheidszorg gaat dan ook naar nationale gezondheidssysteemversterking in plaats van naar specifieke programma’s. Zo verschuift een deel van de steun aan seksuele en reproductieve zorgen geleidelijk naar niet-identificeerbare uitgaven ten bate van seksuele en reproductieve zorgen binnen de steun aan de gezondheidssystemen.
Op dezelfde manier draagt ons beleid van vrijwillige multilaterale bijdragen aan de algemene middelen van internationale organisaties, eerder dan aan specifieke, geoormerkte projecten, het zogenaamde full-core beleid, bij aan de versterking van het institutionele mandaat en de algemene werking van internationale gezondheidsorganisaties en fondsen, die ook de reproductieve gezondheidszorg in hun beleidsdomein hebben. Op dat vlak werden in 2011 onder meer onze hoofdbijdragen aan UNFPA en de Wereldgezondheidsorganisatie nog gevoelig opgetrokken.
De Belgische beleidsopties betekenen dus niet dat minder steun wordt gegeven aan seksuele en reproductieve zorgen. De steun is enkel minder kwantificeerbaar.
Wat de tweede vraag betreft, ging de beleidsnota van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, wel degelijk gepaard met een stijgende steun en budget. Zoals in de nota vermeld, is de integratie van de zorgen en de steun aan de gezondheidsystemen, waarvan moeders en kinderen de hoofdgebruikers zijn, de beste manier om de toegang tot reproductieve gezondheidsdiensten te verbeteren.
Ook de uitvoerende directeur van het UNFPA pleit in het pas verschenen rapport over de staat van de wereldbevolking voor een dergelijke aanpak. Welnu, zoals ook Sensoa aangeeft, de bijdragen van België voor gezondheid zijn gestegen tot bijna 137 miljoen euro in 2010. Voor het Wereldfonds ter bestrijding van aids, tuberculosis en malaria, de belangrijkste ziekten aan de basis van de sterfte van moeders en kinderen, is de Belgische steun opgetrokken van 12 miljoen euro in 2007 tot 21 miljoen euro in 2010. Op basis van het auditrapport van het fonds heb ik bovendien beslist om ook onze bijdrage voor 2011 over te maken. Een toekomstig meerjarig engagement zal echter onder meer afhangen van de manier waarop het fonds de aanbevelingen van die audit ter harte neemt.
Gezondheidszorg behoort tot de prioritaire sectoren van de wet betreffende de Belgische internationale samenwerking. De bijdrage aan die sector blijft gewaarborgd en ook de strijd voor de seksuele en reproductieve gezondheid zal op het voorplan van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking blijven.