Schriftelijke vraag van Meneer Bart TOMMELEIN
Vraag :
De miljarden euro’s die de komende jaren door westerse landen beschikbaar worden gesteld aan derdewereldlanden die zouden lijden aan de gevolgen van klimaatverandering, zijn zeer gevoelig voor corruptie. Daarvoor waarschuwde de organisatie Transparency International enkele weken terug in hun " global corruption rapport: Climat change ".
De strijd tegen de opwarming van de aarde is onderhevig aan corruptie. De minder rijke landen die de miljarden de komende jaren ontvangen, staan volgens de organisatie bovenaan de lijst met corrupte landen. De twintig landen die het meeste geld krijgen, hebben cijfers van hooguit een 3,5 op de corruptiegraadmeter van Transparency International. België haalde, ter vergelijking, een 7,1. Denemarken scoorde in 2010 met een 9,3 het hoogste cijfer. Meer dan ooit moeten we inzetten op de strijd tegen de klimaatopwarming en vele landen kunnen deze strijd niet alleen aan. Als het niet lukt om de maatregelen tegen de opwarming van de aarde te beheren, dan leidt dat niet alleen op korte termijn tot de onjuiste toewijzing van hulpbronnen en frauduleuze praktijken, maar in de toekomst ook tot schade voor de komende generaties.
Graag had ik van een antwoord gekregen op de volgende vragen:
1) Hoe reageert de geachte minister op het rapport van Transparency International en in het bijzonder op hun waarschuwing wat betreft de vele miljarden die de Europese Unie in het algemeen, en ook ons land, zouden uittrekken voor de strijd tegen de klimaatopwarming?
2) Kan hij zeer gedetailleerd oplijsten hoe ons land voorkomt dat haar middelen in het kader van ontwikkelingssamenwerking en de strijd tegen klimaatopwarming worden afgewenteld? Volstaan deze knipperlichten of moeten er tengevolge de waarschuwing van Transparency International nieuwe maatregelen worden getroffen?
3) Kan hij aangeven welke bedragen ons land zowel rechtstreeks als onrechtstreeks uittrekt voor de strijd tegen de klimaatopwarming? Kan hij de diverse projecten concreet en per land oplijsten?
Deze vraag werd ook gesteld aan : minister van Klimaat en Energie (nr. 5?2360).
Antwoord :
Ik kan het geachte lid, in antwoord op zijn vraag, volgende elementen meedelen.
1) Ik heb kennis genomen van dit rapport. Het bevat een aantal vaststellingen en aanbevelingen die zeer nuttig zijn voor de Belgische en Europese klimaat onderhandelaars. Goed bestuur, een robuust en sluitend “Measuring, Reporting and Verification system” (MRV) en een billijke verdeling van de financiële stromen zijn de grootste uitdagingen voor het behalen van resultaten in de strijd tegen de klimaatverandering.
Ontwikkelingssamenwerking neemt actief deel aan de standpuntbepaling binnen België en Europa. De principes van de Verklaring van Parijs betreffende de hulpefficiëntie vormen hierbij de leidraad. Door het vermijden van steeds nieuwe parallelle financieringskanalen kan beter toezicht uitgeoefend worden op de geldstromen en verminderen de transactiekosten voor beide partijen (donoren en ontvangende landen).
U weet ook dat goed bestuur en de strijd tegen corruptie veel aandacht krijgen. Recent nog heb ik instructies gegeven aan mijn administratie om bij de onderhandelingen van elk nieuw samenwerkingsprogramma met een partnerland een clausule op te nemen inzake goed bestuur, mensenrechten, democratie, rechtszekerheid en de strijd tegen corruptie. Het versterken van de capaciteit van de nationale en lokale instellingen evenals van de civiele maatschappij is een andere prioriteit van mijn beleid.
2) België heeft zich in aanloop van de klimaattop in Kopenhagen geëngageerd om voor de periode 2010-2012 150 miljoen euro vrij te maken voor de strijd tegen de klimaatverandering (snelstartfinanciering). Als onderdeel aan deze bijdrage gaf de Belgische Ontwikkelingssamenwerking vorig jaar 40 miljoen euro uit. Dit geld werd besteed via bestaande kanalen, net om efficiënte besteding te waarborgen.
20 Miljoen euro werd besteed via het LDCF (Least Developed Countries Fund) het GEF (Global Environment Facility). Mijn administratie is reeds jarenlang vertrouwd met de werking van GEF en neemt alternerend als Raadslid of adviserend lid van de landengroep deel aan alle vergaderingen. De belangrijkste uitvoerende organisaties (UNDP, UNEP, WB) zijn tevens partnerorganisaties van de Belgische multilaterale samenwerking.Multilaterale partnerorganisaties van de Belgische ontwikkelingssamenwerking worden inhoudelijk en institutioneel opgevolgd door mijn administratie waarbij wordt toegezien dat de organisatie over voldoende procedures en controlemechanismen beschikken die een doeltreffende en efficiënte besteding van de hen toevertrouwde middelen toelaten.
Het tweede kanaal dat werd gebruikt is BIO. Ook via dit kanaal wordt gebruik gemaakt van de bestaande procedures, modaliteiten en ex-ante en post controlemechanismes om de gelden effectief te besteden.
3) De Belgische bijdrage aan de snelstartfinanciering is een gedeelde inspanning tussen de Federale regering en de regio’s. Over wat de regio’s doen kan ik mij uiteraard niet uitspreken.
Zoals gezegd werd er in 2010 40 miljoen euro vrijgemaakt voor snelstartfinanciering binnen het budget van DGD. Deze som kwam uit de stijging van het budget DGD in 2010 en is dus additioneel ten opzichte van 2009. De uitgaven zijn ook nieuw en komen bovenop bestaande en geplande inspanningen voor klimaat.
Deze bestaande en geplande inspanningen zijn het resultaat van de integratie van de klimaat- en leefmilieuproblematiek in de verschillende kanalen van de ontwikkelingssamenwerking. De BE OS gaat immers meer dan actief ooit op zoek gaan naar cobenefits voor klimaat en ontwikkeling.
Zo draagt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking ook jaarlijks 17 miljoen euro bij aan de GEF in het kader van de 5de wedersamenstelling. 1/3 Van dit bedrag wordt toegewezen voor acties in uitvoering van de beslissingen van het klimaatverdrag.
Ter illustratie verwijs ik daarnaast ook naar de programma’s hernieuwbare energie in Mozambique en de bouw van micro-hydrocentrales in Rwanda en RDC. Het hoofddoel van deze projecten is de toegang tot energie op het platteland als motor voor de socio-economische ontwikkeling. Als technologie werd gekozen voor hernieuwbare energiebron. In verschillende van de partnerlanden ondersteunt België ook projecten van geïntegreerd waterbekkenbeheer. Ook deze projecten kunnen als klimaatrelevant beschouwd worden aangezien ze bijdragen tot een verhoogde beschermingscapaciteit van het ecosysteem tegen de gevolgen van de klimaatverandering. Tegelijkertijd verhogen of bewaren de acties de koolstofopslagcapaciteit van de ecosystemen.
[:]